E-14 ADAM SMITH, DE VADER VAN DE MODERNE ECONOMIE

Er zijn vele economen die over economie schrijven, maar niet allemaal hebben concepten en theorieën voortgebracht. Het is af en toe handig dat ik de basisideeën van een econoom uitwerk in mijn blogs, voordat ik specifieke economische onderwerpen verder uitwerk en toelicht. Over dit onderwerp had ik eigenlijk eerder moeten bloggen. Duidelijk is dat ik vaak terugval op “Kapitalisme” en dus ook vaak daarbij stil moet staan.

 

In deze blog wil ik stilstaan bij Adam Smith. Adam Smith (1723 – 1790) was een Schotse filosoof en econoom, en wordt beschouwd als de vader van de moderne economie. Hij is vooral bekend om zijn boek “An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations” (1776). Hij heeft meerdere boeken geschreven, maar deze is de bekendste. Smith ontwikkelde verschillende theorieën die een invloed hebben gehad op het gebied van de economie en die nog steeds op grote schaal worden bestudeerd.

DE “INVISIBLE HAND”

Eén van de belangrijkste bijdragen van Smith was zijn pleidooi voor het idee van de “Invisible Hand” (onzichtbare hand). Dit concept verwijst naar het idee dat een economie het beste functioneert wanneer individuen hun eigen belang mogen nastreven, zonder al te veel inmenging van de overheid. De vele individuen die samen interacteren vormen de markt. Volgens Smith resulteert dit eigenbelang-behartiging in de marktwerking die op natuurlijke wijze de economie reguleert, wat uiteindelijk leidt tot de beste oplossing voor de samenleving. Iedereen doet dus zijn eigen ding, in concurrentie met een ander die zijn belang aantast, en het geheel “van eigen dingen doen” balanceert zich op onzichtbare wijze uit in de maatschappij, zodat iedereen zijn plek heeft.

Smith geloofde ook in het concept van “arbeidsverdeling” (denk aan productiefactor “Arbeid”), waarbij individuen taken specialiseren om hun efficiëntie en productiviteit te verhogen. Hij voerde aan dat deze specialisatie leidt tot een toename van de algehele rijkdom van een samenleving, aangezien individuen (gezamenlijk) meer goederen en diensten kunnen produceren dan ze alleen zouden kunnen. Handel is dan ook een logisch gevolg.

Eén ander belangrijk aspect van Smiths economische theorieën was zijn steun voor vrije handel. Hij vond dat landen vrij moesten zijn om goederen en diensten met elkaar te verhandelen, zonder inmenging van regeringen. Hij voerde aan dat dit leidt tot een efficiëntere toewijzing van middelen, aangezien landen zich kunnen specialiseren in de goederen en diensten die ze het beste kunnen produceren (denk ook aan David Ricardo en de theorie van Comparatieve voordelen).

Smith’s pleidooi voor de “invisible hand”, arbeidsverdeling en vrije handel hebben bijgedragen aan het vormgeven van moderne economische theorieën. Deze blijven tot op de dag van vandaag de belangrijkste onderdelen van het economisch denken, maar vormen ook de basis van het kapitalistisch denken.

EIGEN BELANG EN KAPITALISME

Smith’s ideeën en het kapitalisme zijn nauw verbonden. Een belangrijk aspect van het kapitalistische systeem is het handelen in eigen belang. Kapitalisme is een economisch systeem waarin individuen en bedrijven opereren voor winsten waarbij privébezit (eigendom) en de markt (invisible hand) de distributie van goederen en diensten bepalen. Smith voerde aan dat het nastreven van eigen belang of het verlangen naar individueel gewin, een belangrijke drijvende kracht is achter economische groei en welvaart in een kapitalistisch systeem.

In een kapitalistische economie zijn individuen en bedrijven vrij om hun eigenbelang na te streven door goederen en diensten op de markt te produceren, aan te bieden en te kopen (handel). Daarmee creëren ze welvaart primair voor zichzelf en (secundair) voor de samenleving. De concurrentie tussen individuen en bedrijven op de markt helpt om prijzen te reguleren en middelen efficiënt toe te wijzen.

Er is echter ook een “downside”. Het nastreven van het eigenbelang kan ook leiden tot onevenwichtigheden in de markt, zoals monopolies, economische “bubbles” en inkomensongelijkheid. Om deze problemen aan te pakken, moeten overheden zich de rol toetrekken van “regulator”, zonder de markt al te veel te verstoren. Het ingrijpen door de overheden kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld, in de markt ingrijpen door regelgeving, belastingen en subsidies in te voeren.

Ondanks deze uitdagingen blijft het kapitalisme één van de meest algemeen aanvaarde economische systemen ter wereld en wordt het vaak geassocieerd met economische groei en welvaart. Er is tot mijn weten geen enkel ander systeem die voor zoveel welvaart heeft gezorgd. De rol (en mate) van overheidsingrijpen in een kapitalistisch systeem blijft echter onderwerp van voortdurend debat en discussie onder economen en beleidsmakers.

INKOMENSONGELIJKHEID

Eén van de onderwerpen die ik niet onbehandeld kan laten is inkomensongelijkheid veroorzaakt door kapitalisme. Waarom? Want het is actueel, het gebeurt voor onze ogen en heeft een destabiliserende werking en naar mijn mening moeten we daar meer aandacht voor hebben.

Inkomensongelijkheid is de ongelijke verdeling van rijkdom en inkomen in een samenleving. Er zijn hier macro-economische indicatoren voor, bijvoorbeeld de Gini-coëfficiënt[1]  Op Curaçao ligt de Gini-coëfficiënt rond de 0.42 (cijfers afkomstig van website CBCS) (Nederland rond de 0.29). Voor de simpele interpretatie: Hoe lager de Gini index, des te minder inkomensongelijkheid er is. Er is dus relatief veel inkomensongelijkheid op Curaçao.

In een kapitalistische economie kan het nastreven van eigenbelang resulteren in ongelijke resultaten, waarbij sommige individuen en bedrijven extreem meer rijkdom en inkomen vergaren dan andere. En eenmaal je een voorsprong hebt, behoud je die meestal ook.

Eén van de belangrijkste oorzaken van inkomensongelijkheid in een kapitalistische economie is de ongelijke verdeling van activa, zoals eigendom, aandelen en obligaties. Degenen die activa bezitten, kunnen inkomsten genereren door middel van beleggingsrendementen, terwijl degenen die geen activa bezitten, moeite kunnen hebben om rijkdom te vergaren. “You need to be an owner”.

Een andere oorzaak van inkomensongelijkheid is ongelijke toegang tot onderwijs (op niveau) en werkgelegenheid. Degenen die een hoger onderwijs- en opleidingsniveau volgen, kunnen in de loop van de tijd beter betaalde banen krijgen en meer rijkdom vergaren, terwijl degenen die dat niet doen, misschien beperkt zijn tot lager betaalde banen en moeite hebben om vooruit te komen. De kwaliteit en het niveau van onderwijs is sterk bepalend in deze en dat is een zeer actuele issue op Curaçao. Als we de kwaliteit van ons onderwijs niet verbeteren, zullen we dat ook merken in ons welvaartsniveau.

Inkomensongelijkheid kan verschillende negatieve gevolgen hebben voor de samenleving, waaronder verminderde economische groei, meer armoede en verminderde sociale mobiliteit. Het kan ook bijdragen aan politieke instabiliteit, aangezien degenen die zich in de steek gelaten voelen, eerder geneigd zijn om radicale politieke bewegingen te steunen. Dat laatste (o.a. populisme) is steeds meer evident op Curaçao, maar ook in de rest van de wereld.

Ook hier is een rol weggelegd voor de Overheid, wiens hart daadwerkelijk klopt voor haar volk. De Overheid kan ingrijpen om de inkomensongelijkheid te verminderen door middel van beleidsmaatregelen zoals progressieve belastingheffing, sociale zekerheids-programma’s en investeringen in onderwijs en beroepsopleidingen. “Te hard” ingrijpen kan ook averechts werken. Er is echter een voortdurende discussie onder economen en beleidsmakers over de meest effectieve manieren om inkomensongelijkheid in een kapitalistische economie te verminderen.

RELEVANTIE VOOR ONS?

Hoe werkt onze invisible hand? Welke rol speelt de overheid daarbij? Hoe gaan we om met de inkomensongelijkheid welke overduidelijk aanwezig is? Welke stimuleringsbeleid hebben wij?  Gaan we hier bewust mee om?  Keuzes van gisteren en vandaag, hebben consequenties voor morgen. “Nos ta kosecha loke nos ta planta” oftewel “We reap what we sow”. Bemoei je actief met economisch beleid, maak bewuste keuzes, want je draagt gewild of ongewild de lusten en de lasten.

Ik herhaal: Het zou wie dan ook die op die beleidsstoel zit sieren, om kundig om te gaan met economisch leidinggeven, het heeft namelijk consequenties”. Economie raakt alles.

Dieudonne (Neetje) van der Veen is financieel en management bedrijfsadviseur. Zijn werk en ervaring liggen vooral op het gebied van financieel management en structurering van bedrijven in nood en Governance on Planning & Control-cycli.

De heer van der Veen heeft een masterdiploma bedrijfseconomie (Erasmus Universiteit Rotterdam), is Registeraccountant (Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants), CFE (Certified Fraud Examiner) en CICA (Certified Internal Control Auditor).


[1] De gini-coëfficiënt, ook wel gini-index, is een statistische maatstaf van de ongelijkheid in een verdeling. De gini-coëfficiënt wordt met name gebruikt in de economie om de ongelijkheid in inkomen of vermogen aan te geven, maar is geschikt om elke vorm van ongelijkmatige verspreiding te meten. De gini-coëfficiënt is doorgaans een getal tussen nul en één en wordt soms uitgedrukt als percentage. De waarde nul correspondeert hierbij met volkomen gelijkheid (in het voorbeeld van de inkomensverdeling heeft iedereen hetzelfde inkomen) en één correspondeert met volkomen ongelijkheid (één persoon heeft al het inkomen en de rest heeft geen inkomen) [Wikipedia].

Share This Post

Leave a Reply

Join Our Newsletter