We hebben het in voorgaande blogs gehad over de productiefactoren en schaarste. Volgend onderwerp is handel. Waarom doen we aan handel? Het simpele antwoord is dat we niet zelf voor alle producten en diensten kunnen zorgen of in voorzien. Om te verkrijgen wat we nodig hebben en willen om een lekkere levensstandaard op na te houden, is het noodzakelijk om handel te drijven met anderen. Intro: Handelstheorieën. Eén daarvan is de theorie van Comparative Advantage (Comparatieve voordelen).
In diverse voorgaande blogs hebben we de productiefactoren besproken. Bij ondernemerschap hebben we het gehad over “het slim omgaan” met de productiefactoren. Daarop bouwen we voort, maar nu in de context van internationale handel tussen landen (hetzelfde gedachte is ook toepasbaar voor handel in een land tussen lokale partijen). Eén van de eerste economische theorieën hierover is de theorie van comparatieve voordelen (rond 1817) van de Engelsman David Ricardo (1772 – 1823). Hij valt onder de klassieke economen samen met Adam Smith.
MERCANTILISME
Eerst wat historie. In die tijd (jaren 1500 – 1800), was Mercantilisme een populair economisch systeem. Mercantilisme was gebaseerd op het idee dat een land (en individuen) er beter van worden, als de Export hoger is dan de Import in dat land (dus een handelsoverschot hebben). Onder Mercantilisme, kwam het erop neer dat, hoe meer goud een land vergaarde, hoe rijker het was. Het kolonialisme was een extensie hiervan (goedkope productiefactoren in de kolonies regelen om dure producten te produceren en te verkopen aan derden om de schatkist te spekken).
Het mercantilisme had echter een tekortkoming. Als een land probeert meer te exporteren dan te importeren en meerdere landen hetzelfde spel proberen te spelen, dan zullen er landen zijn die een “verliezend spel” spelen (handelstekorten zullen hebben) en daar niet blij mee zijn. Het is een “win-lose” spel en het loopt dus uiteindelijk een keer vast.
VRIJE HANDEL, ABSOLUTE EN COMPARATIVE ADVANTAGE
Ricardo had daar andere ideeën over en stelde dat specialisatie en vrije handel belangrijker waren voor welvaart, dan wat met mercantilisme werd bereikt. Met de theorie van comparatieve voordelen, zou ook sprake zijn van wederzijdse voordelen tussen de handeldrijvende landen. Ricardo bouwde voort op de theorieën van Adam Smith die stelde dat als landen deden waar ze goed in waren en vrije handeldreven, iedereen op vooruitging.
Waar Adam Smith het had over specialisatie van productie/diensten waar het land het beste in was, gaf Ricardo de specifiekere invulling, dat een land zich moest specialiseren in productie/diensten tegen de laagste opportunity cost.
Opportunity cost houdt in, de kosten die je betaalt voor het maken van een bepaalde keuze in relatie tot een andere keuze. Het zijn de kosten van het verlies van mogelijkheden die je hebt gehad als gevolg van het maken van die keuze. Je moet dus de kosten van de “keuzemogelijkheden” in relatie brengen met elkaar.
Bij Adam Smith ging het om Absolute Advantage en bij Ricardo om Comparative Advantage. Bij Absolute Advantage gaat het erom dat je meer of sneller een product of dienst kan produceren dan anderen (niet per sé goedkoper). Bij Comparative Advantage gaat het erom dat je een product of dienst voor een lagere opportunity cost kan produceren dan een ander.
COMPARATIVE ADVANTAGE
De theorie van comparatieve voordelen, stelt dat landen:
- zich moeten specialiseren in het produceren van de goederen en diensten die ze relatief het meest efficiënt kunnen produceren en vervolgens;
- met andere landen moeten handelen om de goederen en diensten te verkrijgen die ze zelf relatief minder efficiënt produceren.
Dit concept is gebaseerd op het idee dat elk land zijn eigen unieke set van middelen en productiefactoren heeft en dat landen verschillende kosten en efficiëntie zullen hebben bij het produceren van verschillende goederen en diensten.
Eenieder moet dus datgene doen waar ze het goedkoopste (het meest voordeligste) in zijn. Het “meest voordeligste” zou je moeten zien als het slim inzetten van zo min mogelijk aantal productiefactoren (ten opzichte van een andere mogelijkheid).
Landen kunnen zich specialiseren in het produceren van goederen en diensten waar ze relatief het meest efficiënt in zijn en handeldrijven met andere landen voor goederen en diensten die ze zelf relatief minder efficiënt kunnen produceren. Hierdoor kunnen beide landen gezamenlijk profiteren van verhoogde efficiëntie en economische groei. Hou in je achterhoofd dat we het nog steeds hebben over schaarse productiemiddelen.
Die specialisatie brengt met zich mee een specifieke samenstelling van de productie factoren Arbeid, Land, Kapitaal en Ondernemerschap. De specialisatie kan ook gestimuleerd worden door o.a. overheidsbeleid. Ricardo was een tegenstander van protectionisme, maar in de praktijk is overheidsbemoeienis zeker een factor welke comparatieve voordelen van een land kan beïnvloeden.
Veel landen hebben de theorie van comparatief voordeel met succes in de praktijk toegepast. China is bijvoorbeeld één van ‘s werelds grootste exporteurs van gefabriceerde goederen, zoals elektronica en textiel geworden, vanwege de lage arbeidskosten en het grote aantal werknemers. Ondertussen hebben veel ontwikkelde landen, zoals de Verenigde Staten en die in de Europese Unie, zich gespecialiseerd in het produceren van hightech goederen en diensten, zoals software en adviesdiensten. Dit vanwege hun goed opgeleide arbeidskrachten en geavanceerde technologie.
Een ander voorbeeld is Japan dat een comparatief voordeel heeft bij de productie van auto’s en elektronische goederen en succesvol is geweest in het exporteren van deze producten naar andere landen.
Ook hebben ontwikkelingslanden zoals Bangladesh en Vietnam een comparatief voordeel bij de productie van textiel en kleding; ze zijn erin geslaagd deze producten naar ontwikkelde landen te exporteren.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden, maar meerdere landen hebben de theorie van comparatief voordeel met succes in de praktijk toegepast door zich te specialiseren in de goederen en diensten die ze relatief het meest efficiënt kunnen produceren. En ook door handel te drijven met andere landen voor goederen en diensten die ze relatief minder efficiënt produceren. Dit heeft geleid tot meer efficiëntie, economische groei en een hogere levensstandaard voor veel mensen over de hele wereld.
In een andere blog zal ik het hebben over marktwerking en/of overheidsingrijpen.
ANDERE INZICHTEN?
Zijn er andere theorieën? Ja, er zijn andere theorieën over internationale handel dan comparatief voordeel. Het is echter vermeldenswaardig dat de theorie van het comparatieve voordeel is gebaseerd op enkele aannames, zoals constant schaalrendement en geen transportkosten, die in de echte wereld niet altijd gelden. Daarom zijn andere theorieën zoals de Heckscher-Ohlin-theorie, de New Trade-theorie en het Gravity-handelsmodel ook belangrijk om de patronen van internationale handel te begrijpen.
De Heckscher-Ohlin-theorie, die is gebaseerd op het idee dat landen de neiging zullen hebben om goederen te produceren en exporteren die hun overvloedige productiefactoren gebruiken, en goederen te importeren die hun schaarse productiefactoren gebruiken.
De New Trade-theorie, legt de nadruk op de rol van toenemende schaalopbrengsten, innovatie en strategisch handelsbeleid, bij het bepalen van handelspatronen.
Het Gravity-handelsmodel is een empirisch model dat de bilaterale handelsstromen tussen landen voorspelt op basis van hun economische omvang en afstand.
Al deze theorieën hebben hun eigen aannames en voorspellingen en dragen bij aan het begrip van de patronen van internationale handel. Goed dus om als eiland dat graag nadruk wil leggen op export van goederen en diensten, om kennis te nemen van deze inzichten en deze slim toe te passen.
Deze theorieën sluiten elkaar niet uit, ze kunnen elkaar aanvullen en verschillende perspectieven op hetzelfde fenomeen bieden.
RELEVANTIE VOOR ONS?
Internationale handel is de uitwisseling van goederen en diensten tussen landen. Het is een fundamenteel aspect van de wereldeconomie en is de afgelopen decennia snel gegroeid. We zouden daar graag onderdeel van willen zijn door gericht aan te werken. Maar je moet natuurlijk wel als land wat te bieden hebben aan je handelspartners.
Wat hebben we te bieden? Laten we ons daarover bezinnen. Welke unieke set productiefactoren zetten we in de weegschaal om welke “outputs” te produceren? Welke activiteiten en diensten zijn ons eigen en welke worden gestimuleerd? Waar hebben we een comparatief voordeel (of ander type voordeel)? Moeten we protectionisme toepassen en op welke schaal? Allemaal essentiële vragen om het internationale handels-arena op te kunnen gaan.
Welk stimuleringsbeleid hebben wij? Keuzes gisteren en vandaag, hebben consequenties morgen. “We reap what we sow”. Bemoei je actief met economisch beleid, maak bewuste keuzes, want je draagt gewild of ongewild de lusten en de lasten.
Ik herhaal: Het zou wie dan ook die op die beleidsstoel zit, sieren om kundig om te gaan met economisch leidinggeven, het heeft namelijk consequenties”. Economie raakt alles.